Niet succesvol en te duur: Renault CEO Luca de Meo legt uit waarom het logisch is dat Alpine in de Formule 1 doorgaat als klantenteam zonder eigen motor
Renault heeft besloten om zijn Formule 1-motorproject stop te zetten en zal in de toekomst vertrouwen op Mercedes-motoren voor het Alpine-team. Deze beslissing, die pas onlangs officieel werd gemaakt, zorgde voor veel opwinding in Viry-Chatillon, waar de Formule 1-motoren van Renault al sinds de jaren zeventig worden geproduceerd
De CEO van Renault, Luca de Meo, legt in een interview met de Franse krant L’Equipe uit dat deze stap nodig was om het Formule 1-project van het merk te heroverwegen en weer succesvol te maken.
“Ik ben een manager. Ik leid een beursgenoteerd bedrijf,” legt de Fransman uit. “En ik moet het Formule 1-project heroverwegen om eindelijk te kunnen winnen.”
“Dus ik ben op zoek naar sluiproutes om dit te bereiken. We zijn onzichtbaar geworden. Nog twee jaar op deze manier en het project zou volledig instorten. We zitten al drie seizoenen in een neerwaartse trend. We moesten alles door elkaar schudden. Met een financiële logica in het achterhoofd,” zegt de Meo.
De Meo: We moeten aan de business denken
Uiteindelijk gaven de cijfers de doorslag. De enorme investering die nodig is om een motor te produceren heeft geen zin als er een kosteneffectievere klantenunit kan worden geïnstalleerd die evenveel, zo niet meer vermogen levert voor een aanzienlijk lagere investering.
“Echte liefhebbers zijn niet onder de indruk van deze berekening,” geeft de CEO van Renault toe. “Ik wel.” In deze context benadrukt hij ook dat Viry, met zijn 340 werknemers in de Formule 1-sector, geen schijn van kans heeft om te concurreren tegen Mercedes, dat naar schatting 900 mensen in dienst heeft.
“Zij hebben testbanken die wij niet hebben”, vervolgt de Meo. “De overgang naar het hybride tijdperk vergde grote investeringen, die destijds werden onderschat. Structureel werken wij met drie cilinders, terwijl anderen er acht hebben.”
Vier jaar geleden wilde Renault om deze reden al uit de Formule 1 stappen. “Als we er nog in zitten, is dat omdat ik de dag heb gered.”
“Maar we hebben niet de structuur om voorop te lopen in de ontwikkeling van batterijchemie, softwaremanagement en energieterugwinning. Het gaat er niet alleen om een motor op de testbank te zetten en te zeggen: ‘Hé baas, ik kan 415 kW’,” aldus de manager.
Eigen F1-motor is niet meer zoveel waard
Daarnaast is de waarde van Formule 1 als marketingtool voor motorfabrikanten veranderd. Winnen op zondag, verkopen op maandag – dat is niet meer van toepassing. Tegenwoordig associëren mensen merken met andere dingen.
“Sponsors komen voor een team, niet voor een motor,” zegt de Meo. “De partners tekenen bij McLaren, niet met Mercedes onder de motorkap. Het Formule 1-publiek is veranderd. Het is uitgebreid met jonge mensen, vrouwen. Deze nieuwe klantenkring interpreteert de sport anders.”
“We steunen een coureur, een kleur, een merk. Niet een motor. Alpine verliest premies door onze positie. Sponsors zijn zeldzaam. We hebben een gat. Mijn aandeelhouders kunnen tellen. Alpine moet geld verdienen.”
Een verkoop van het team, waarover al enige tijd werd gespeculeerd, was tegen deze achtergrond geen optie. De CEO van Renault is er zeker van dat de waarde van het team zal blijven stijgen gezien de hausse in de Formule 1.
“Ik word elke 15 dagen gebeld door financiers, excentriekelingen die in de Formule 1 willen stappen. Ze weten dat het na 2026 veel meer gaat kosten.”
“Als je vandaag een miljard pond voor het team krijgt, kun je het over twee jaar voor het dubbele doorverkopen. Er zijn hier veel speculanten. Ik heb al 50 keer nee gezegd. Een team is binnenkort tussen de drie en vijf miljard dollar waard. Ik ga niet verkopen, ik ben niet dom,” zegt de Meo.
Want zelfs zonder eigen motor is het “cruciaal” voor het merk Alpine om in de Formule 1 te zitten. “We behoren tot een eliteclub. Dat geeft het merk geloofwaardigheid onder autoliefhebbers. We hebben dit geld niet nodig.”
